Moed van verzetstoespraak miskend
Rosanne Hertzberger over professor Cleveringa
Uithaal even onkies als onjuist.
Gelezen: Kees Schuyt, ingezonden brief NRC 25 februari 2017
Ru Cleveringa hield hij op 26 november 1940 zijn beroemd geworden rede, waarin hij protesteerde tegen het door de Duitse bezetter aangezegde ontslag van zijn leermeester en collega prof. Eduard Maurits Meijers en andere joodse hoogleraren.
Rosanne Hertzberger las de rede voor een pittige column over zeebenen van protesterende wetenschappers. Niet gehinderd door historische kennis – zoals de meeste columnisten in NRC en andere kranten – schrijft ze helaas deze onnodige tussenzin:
‘Toen professor Cleveringa zich in 1940 uitsprak in Leiden tegen het ontslag van Joodse hoogleraren bestond zijn lezing uit één lange opsomming van alle geniale ideeën en schrijfsels van die hoogleraren.’
Kees Schuyt: ‘De column van Rosanne Hertzberger (NRC 18/2) over de brief van de rectores over de vrijheid van wetenschapsbeoefening (NRC 17/2) bevat een onbegrijpelijke sneer naar de rede van prof. Cleveringa in november 1940. Die rede zou volgens haar slechts bestaan hebben „uit één lange opsomming van alle geniale ideeën en schrijfsels van die (ontslagen Joodse) hoogleraren”.
Zij voert de rede aan als bewijs dat „wetenschap nu eenmaal het belangrijkste op aarde” wordt geacht. Niets is minder waar, voor Cleveringa noch voor hedendaagse wetenschapsbeoefenaren. Zij heeft zich duidelijk niet op de hoogte gesteld van het vaste gebruik in het interbellum dat bij een afscheid van een hoogleraar de decaan een, vaak droge en saaie, opsomming gaf van het wetenschappelijk werk van de scheidende pensionaris (zie Van Holk en Schöffer 1983, pag. 5).
Maar nu was het afscheid van prof. Eduard Meijers en anderen gedwongen en een dictatoriale inmenging in de vrijheid van wetenschap; en tegelijk een onrechtmatige discriminatie op grond van ras en rassenwaan. Een afscheid was Meijers door de bezetter niet gegund.
Cleveringa’s moed bestond ten eerste uit het feit dat hij Meijers wél het gebruikelijke afscheid gaf, met inderdaad een fraaie, maar saaie opsomming van alle boeken en artikelen over Ligurisch erfrecht en andere rechten, etc. etc.
Ten tweede volgde direct daarna een van de allereerste openlijke protesten tegen de onrechtmatige en discriminerende bezettingsmaatregelen die in strijd waren met het door Duitsland ondertekende internationale verdrag, het Landoorlogsreglement van 1907.
Hij protesteerde dus niet omdat in de woorden van Hertzberger „het kennelijk makkelijker is om rechten van artsen en wetenschappers te verdedigen dan van het gewone klootjesvolk”, maar omdat Cleveringa haarfijn aanvoelde en voorspelde dat de dictatoriale aantasting van het fundamentele recht van ieder mens om te bestaan meestal begint bij en gepaard gaat met de aantasting van andere vrijheden, zoals die van de vrije wetenschapsbeoefening en vrijheid van drukpers, denken en spreken…
Peter Olsthoorn | 26-02-17 10:50
Uw e-mail adres wordt niet gepubliceerd en niet aan derden verstrekt.
Omgangsvormen