Pragmatische keuze: wel geloven
Arrogantie in het debat over God
Onze verstandelijke vermogens zijn wellicht te beperkt om een betrouwbaar en valide antwoord op de vraag naar het bestaan van God te kunnen geven.
Als er één ding duidelijk wordt uit het debat over het al dan niet bestaan van God, dan is dat de ongelofelijke arrogantie van degenen die dat debat voeren. Geen van de betogers heeft ook maar de geringste twijfel over de capaciteit van de menselijke hersenen om die vraag te kunnen beantwoorden.
De wetenschappers en filosofen komen niet op het idee dat onze verstandelijke vermogens wel eens te beperkt zouden kunnen zijn om een betrouwbaar en valide antwoord op de vraag naar het bestaan van God te kunnen geven.
Willem Frederik Hermans zei over zo’n arrogante denker eens: ‘Die man is zó dom, dat hij zich niet kan voorstellen dat er mensen zijn die minder dom zijn dan hij.’ In dit geval moeten voor die minder domme mensen dan hogere machten gesubstitueerd worden. Het is als de hond die niet weet aan welke orde hij deelneemt.
Een hond kan niet denken in de tijd, en kan dus ook niet reflecteren op wat hij heeft meegemaakt of op wat hij morgen van plan is te gaan doen. Voor zijn baas is de orde waarin de hond zijn functie vervult, volstrekt duidelijk. Daarom kan de baas die orde ook veranderen: vanaf morgen gaan we niet meer om 11 uur maar om 3 uur wandelen. De implicatie van dat besluit is op geen enkele wijze aan het verstand van de hond te brengen.
Meer bescheidenheid
Zou het nu ook niet zo kunnen zijn dat mensen niet voldoende verstand of een niet ver genoeg ontwikkeld bewustzijn hebben om te begrijpen aan welke orde zij zelf deelnemen?
Er is ook geen mens die een roman kan schrijven waarin de hoofdpersoon intelligenter is dan de schrijver zelf. Graag daarom wat minder stelligheid en arrogantie en wat meer bescheidenheid in het debat over het al dan niet bestaan van God.
Het werk van de meeste analytici – wetenschappers en filosofen – die zich in het bestaan van een Opperwezen verdiepen, is gericht op het dichtmetselen van de gaten in wat zij de gatenreligie zijn gaan noemen. Kenmerk hiervan is dat met religieuze ongerijmdheden datgene verklaard wordt wat nog niet begrepen is. Het gevolg (= het onbegrepene) doet op zijn beurt dienst als bewijs voor het bestaan van die ongerijmdheden.
Een voorbeeld: toen we nog niet snapten hoe donder en bliksem ontstaan (het gat), hadden we goden nodig om dat indrukwekkende natuurgeweld te verklaren. Met één Opperwezen kwam je er niet eens. Onweer betekende dat de goden Wodan en Donar ruzie met elkaar hadden. Wodan gooide dan stekende flitsen naar Donar en Donar sloeg die op een grote tafel met zijn hamer kapot.
Dankzij de wetenschap weten we nu wel beter en is Wodan niet meer nodig. We kunnen nog niet alles verklaren, maar dat is een kwestie van tijd volgens de bestrijders van de gatenreligie. En als er dan geen onbegrepen ‘gaten’ meer zijn, is er uiteindelijk ook geen behoefte meer aan een God. Alles wat we op een of andere manier waarnemen, zal ooit begrepen kunnen worden: schoonheid, het ontstaan en de oneindigheid van het universum, waarom wij hier zijn en wat de zin is van het bestaan. Alleen duurt het nog wel een paar eeuwen voor we zover zijn.
Geloof maar in God
Maar wat moeten we in de tussentijd met die vraag die ons zo bezighoudt? Ik heb twee ‘gat-onafhankelijke’ suggesties. De eerste is om de kwestie over te laten aan de kunstenaars, de dichters, de musici en de schilders die door hun werk – bewust of onbewust – dicht bij het antwoord kunnen komen. Door hun kunst vangen we soms een glimp op van datgene waar het verstand geen toegang toe heeft.
Mijn tweede suggestie maakt wél gebruik van ons vermogen om logisch te kunnen denken:
Premisse 1: niemand heeft overtuigend bewezen dat God niet bestaat. En met ‘God’ bedoel ik dan een hogere macht of een samenstel van hogere machten die zowel heel concreet als uiterst abstract verbeeld kan worden.
Premisse 2: het biedt voordeel om te geloven dat God wél bestaat. Er zijn tal van westerse onderzoeken waarin is aangetoond dat mensen die in God geloven langer leven, beter kunnen omgaan met tegenslagen, optimistischer en ondernemender zijn.
Conclusie: kies er voor te geloven in God!
Als het werkt is het goed
Ook de filosoof William James (1842-1910) komt tot de bevinding dat geloven in iets met een perspectief uiteindelijk voordelen biedt. Zijn pragmatische opvatting is dat het zinvol is te geloven in hypothesen, mogelijkheden en fantasieën, zo lang die beantwoorden aan reële behoeften.
Het is niet de bedoeling van James om op die manier allerlei flauwekul te legitimeren. Hij vraagt zich gewoon rustig af wat er op tegen is om te geloven in ‘het bestaan van een of andere ongeziene orde waarin raadsels van de natuurlijke orde kunnen worden verklaard’.
Het voordeel van het geloof in zo’n hogere orde is dat daardoor de energie kan ontstaan waardoor dat geloof – althans ten dele – werkelijkheid wordt. James noemt dat het ‘zelf-verifiërende geloven’.
Zo werkt ook de tweede suggestie: door te kiezen voor het geloof in God, wordt een persoonlijke realiteit besteld waar je veel plezier van kunt hebben. En ‘als het werkt, is het goed’, zei Richard Rorty, de filosoof van het neo-pragmatisme.
*) Mathieu Weggeman is hoogleraar organisatiekunde aan de TU/e en lid Raad voor Cultuur
Mathieu Weggeman | 22-04-15 19:05
Reacties
patrick lefevere | 29/04/15 om 10:59
wat zij niet zien, is dat God heeft gezegd, dat zijn volk ten onder gaat door gebrek aan kennis en dat deze tijd zou aanbreken waar zij over spreken, een tijd waar goddelozen (kwaadwilligen) de overhand zouden hebben tot God die volken zal uitroeien, en daar gaan we snel naar toe
Gillesa | 01/05/15 om 13:19
De arts ziet de mens in al zijn zwakheid,een advocaat in al zijn slechtheid,een theoloog in al zijn domheid.
Ernst Stutterheim | 30/08/15 om 22:16
“How can the finite know the infinite?” Ik merk dat wanneer ik iets doe in de naam van Jezus er machtige dingen gebeuren. Ik ervaar de kracht van de Eeuwige. Heeft “mijn geloof mij behouden” of bestaat God echt?