Abram de Swaan nuanceert het antwoord op de vraag
Onwetend over de Holocaust?
Wijsheid helpt in zware kwesties van waarheid en leugen. Klaag heel Nederland niet meer aan, vindt hij.Gelezen: Opinie Abram de Swaan, ook gepubliceerd in NRC Handelsblad van 14 juni 2014-10-25
In vervolg op We hebben het niet kunnen/willen weten over het debat tussen Ies Vuijsje (valse ontkenningen van het weten door Nederlanders, zelfbedrog) en Bart van der Boom (Nederlanders, onder wie bedreigde Joden, hadden geen besef van de moorden en vernietiging). Mijn conclusie: er was wel inforamtie over de Holocaust, maar die lieten ze niet tot zich doordringen, bewust of onbewust
Abram de Swaan (lees het hele stuk) sluit zich hier min of meer bij aan, zij het een stuk daarover. Vuijsje concludeert dat we het wisten, in Londen en hier. En bewust wegkeken.
De Swaan: “Maar die berichten waren onvolledig, ze behelsden soms pertinente onjuistheden. Ze gingen soms verloren tussen alle verhalen die berustten op dwalingen, misverstanden, propaganda, pure leugens en vooral halve waarheden. En dat ene, ware bericht ging toen, en gaat ook nu nog haast alle begrip te boven: de vernietiging van miljoenen mensenlevens in een paar jaar tijd met gaskamers en verbrandingsovens en verder naar het Oosten met de brute kogel. Geen wonder dat veel mensen de mare van die massamoorden toen maar liever afdeden als een ‘gruwelsprookje’.
…dat de meeste Nederlanders indertijd heel goed wisten wat zich afspeelde en het maar lieten gebeuren. Dat is in al zijn algemeenheid een te boud en een te gemakkelijk verwijt.
Over de studie van Bart van der Boom met de “nogal misleidende titel: Wij weten niets van hun lot…In zijn stemmingsverslag laat Van der Boom goed zien hoe verwarrend de situatie was in bezet Nederland. Hij citeert uitvoerig uit zijn materiaal en hij doet dat, denk ik, integer, want hij vermeldt ook passages die tegen zijn conclusies ingaan. Maar Van der Boom leest die dagboeken opzettelijk naïef. Voor hem staat er wat er staat.
Dat wreekt zich in de latere hoofdstukken, waarin een aantal dagboeken uitvoerig wordt aangehaald. Uit die passages blijkt dat velen in de loop van de oorlog hadden gehoord wat de Joden in het Oosten te wachten stond. Maar wisten ze het? Van der Boom denkt dat hij weet wat ‘weten’ is: ‘simpelweg subjectieve zekerheid’ (p. 100). En ‘zekerheid’ had nagenoeg niemand tot mei 1945.
Als de dagboekschrijver twijfels uit, zichzelf tegenspreekt, niet meer op het gruwelijk thema terugkomt, dan is er volgens Van der Boom geen sprake van ‘weten’ en is de dagboekschrijver alsnog voor zijn proefwerk ‘Holocaustkennis in oorlogstijd’ gezakt.
Maar Vuijsje krijgt gelijk, uitgerekend van Lou de Jong, en wel in diens Herinneringen van 1995 (pp. 143-5), waar hij van zichzelf zegt ‘dat ik de Jodenvervolging verdrong’. Wanneer De Jong in Londen het bericht krijgt van de deportatie van zijn ouders naar Westerbork betekent dat, zo schrijft hij: „Deportatie naar het Oosten. Waarheen precies wist ik niet. Wat daar zou gebeuren kon ik vermoeden, durfde ik vermoeden.” Durfde hij vermoeden. En over de minister-president in ballingschap, Gerbrandy schrijft De Jong: „Dat de Joden vermoord waren, had hij niet werkelijk tot zijn bewustzijn toegelaten.” Nog een verdringer, op de hoogste post.
…Van der Boom gelooft niet in ‘verdringing’. (Het gaat hier eigenlijk om ’ontkenning’) Hij denkt dat dit ‘glibberig begrip’ uit de psychoanalyse komt, ‘een omstreden leer’ (Dat kun je wel zeggen, ja). Maar het gegeven dat mensen proberen bedreigende feiten van zich af te zetten, te negeren, te loochenen, dat ze zichzelf maar al te vaak voor de gek houden – dat inzicht hoort tot de algemene mensenkennis in literatuur, psychologie en alledaagse omgang. Van der Boom heeft helemaal gelijk dat het een glibberig begrip is. Daarom is het bruikbaar. Want zo is het menselijk gemoed: glibberig.
…Kern van de zaak is niet of men toentertijd in Nederland volle zekerheid had omtrent de uitroeiing van de Joden, maar of mensen genoeg gehoord en gezien hadden om zich de grootste zorgen te maken over het lot dat de Joden te wachten stond, en vervolgens, hoe ieder voor zich daarmee omging.
Achter deze discussie gaat een schuldvraag schuil. Misschien, heel misschien is langzamerhand het moment gekomen om de Nederlanders van toen niet meer aan te klagen of vrij te pleiten in het algemeen, maar te achterhalen hoe zij op zoveel verschillende manieren en met zoveel tegenstrijdigheid die verschrikkelijke periode hebben meegemaakt.”
Peter Olsthoorn | 25-10-14 16:31
Reacties
Gerald Rik | 25/05/21 om 20:49
Oorspronkelijk was er niet veel bekend over het lot van de Joden in het Oosten. Door de Joodsche Raad werd het verhaal in de wereld gebracht dat men arbeid zou verrichten.
Mijn vader van Portugees-Joodse afkomst bezat met zijn vader een juweliersbedrijf in Amsterdam aan de Apollolaan (Hilton).
Door zijn internationale contacten (juweliers/ e.d )werden ingezet door een speciale dienst van de S.S. .
Toen hij in 1943 met zijn familie werd afgevoerd werd dit door mijn moeder als hun einde beschouwd. Die kennis was er wel.
Men durfde er niet over te praten. Het is niet goed om hier over te blijven filosoferen. Kijk om je heen wat er gaat gebeuren. The Great Reset zal op termijn de misdaden van de Nazi’s doen verbleken.