Hautaine leiding onder directeur Jeanne Wikler (foto)
Het ‘leve-ons’ Institut Neerlandais
Natuurlijk moet het Institut Néerlandais blijven. Maar wel met mensen die er de juiste taakopvatting op nahouden. *)
Het Institut Néerlandais (IN) in Parijs gaat dicht. Vervelend, maar wel een geval van ‘eigen schuld, dikke bult’. Natuurlijk klinkt er overal protest, maar die krokodillentranen kunnen niet maskeren waar het fout ging.
Als historicus onderzoek ik de negentiende-eeuwse geschiedenis van Parijs. Hiervoor heb ik regelmatig contact met Franse collega’s en instituten. Toen ik eens enthousiast belde met het IN om te informeren naar hun netwerk en naar de mogelijkheid om voor een korte onderzoeksperiode één van hun studio’s te huren, werd ik smakelijk uitgelachen door de (Amerikaanse) directeur.
Wie ik wel niet dacht dat ik was. Alsof zij daar geen belangrijker zaken aan hun hoofd hadden. Ik moest maar terugbellen als ik een Bas Heijne was, of een Adriaan van Dis. Later begreep ik uit gesprekken met talloze andere Parijsgangers dat ik een grote vergissing had begaan: het gaat daar bij het Instituut helemaal niet om de Nederlanders. On s’en fout!
Paradepaardje
Het Institut Néerlandais is na de Tweede Wereldoorlog opgezet door Frits Lugt, die ook de onovertroffen kunstcollectie van de Fondation Custodia heeft achtergelaten. Een mooie combinatie daar in dat prachtige pand aan de Rue de Lille, prominent naast het Franse parlement en in de buurt van de belangrijkste ambassades en instituten van Parijs. Prestigieus genoeg om in Frankrijk te kunnen meetellen. Zo bezien is de 2 miljoen euro die het IN per jaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken krijgt, een schijntje voor dit paradepaardje van de Nederlandse cultuur.
Alleen heeft het IN ook een duistere zijde: dit ‘leve ons!-instituut’ wordt namelijk geleid door ‘weg met ons!-mensen’. Door politiek-artistieke figuren die er baat bij hebben vriendjes te maken en te behouden in de wereld van kunst en literatuur. Zij vinden het heerlijk om een tijdje in het grootse, kosmopolitische Parijs te kunnen zitten en zich daar op de borst te kloppen over de Nederlandse cultuur.
Ze ontvangen er schrijvers, dichters, kunstenaars, politici; het puikje van de zalm van de Europese elite. Daarna verdwijnen ze plotseling naar een mooie functie in een directie of een raad van toezicht van een gerenommeerde culturele instelling. De Nederlandse cultuur speelt in hun taakopvatting nog slechts een instrumentele, in plaats van een intrinsieke rol. Daarbij geeft het een fijn schnabbelexcuus.
Maar zodra het wat minder lekker loopt met het IN duikt de directeur onder in de residentie van de ambassadeur, uit angst haar eigen personeel onder ogen te komen. Intussen ligt haar Instituut als een speelbal in de armen van het ministerie, dat inderdaad wellustig met de economische kaasschaaf staat te wapperen.
Het IN is op zichzelf zijn 2 miljoen euro per jaar (en zelfs het dubbele daarvan) heus wel waard. Men hoeft maar een blik op de Nederlandse kunst in het Louvre of het Musée d’Orsay te werpen, of Hoogtij langs de Seine van Diederik Stevens te lezen, om te zien dat Nederland met één miserabele cultureel attaché op de Parijse ambassade (zoals nu gedacht) niet kan volstaan.
Hart
Maar om het IN te behouden zijn wel een directie en een staf vereist die hart hebben voor de Nederlandse cultuur. Én die volop ervaring hebben in de Franse cultuur. Prestigieuze visionairs het liefst, die het instituut niet gebruiken als opstapje, maar zich erin vastbijten en niet loslaten totdat Nederland weer op de kaart van Parijs is gezet.
Deze mensen moeten zich inzetten om enerzijds Fransen en andere internationale gasten te laten zien wat wij Nederlanders – alle Nederlanders – waard zijn. Anderzijds moeten zij de spaarzame initiatieven stimuleren die er vanuit Nederland worden ontplooid om de Frans-Nederlandse culturele betrekkingen te verstevigen.
Een goed voorbeeld hiervan is het Maison Descartes, waarmee de Franse staat op een professionele wijze zijn culturele vertegenwoordiging in het hart van Amsterdam heeft geplant.
Als het ministerie van Buitenlandse zaken besluit dat ook zo’n grondige reorganisatie niet genoeg is om het IN zijn 2 miljoen toe te kennen, dan is er nog de optie van sponsorschap. Wat is er mis met het ‘Unilever Instituut voor Nederlandse Cultuur’, of het ‘ING Centrum voor Culturele Uitwisseling’, of het ‘TomTom Instituut voor Frans-Nederlandse Betrekkingen’? Als dat betekent dat het instituut weer eens een zakelijke en doortastende leiding tegemoet kan zien, is het alleen maar een zegen.
*) Geerten Waling is historicus. Dit artikel verscheen vandaag eerst in de Volkskrant en en is door Leugens.nl met toestemming van de auteur overgenomen.
Geerten Waling | 23-07-12 11:50
Reacties
Remi | 25/07/12 om 20:46
Geweldig leesvoer, dit ;)