Moedige burgemeesters werden 'gewoon' ontslagen
Regering liet iedereen barsten in en na de oorlog
Niet enkel bleef de regering in ballingschap lankmoedig ten opzichte van de moord op honderdduizend Nederlandse joden, ook andere slachtoffers zoals dwangarbeiders konden het schudden. Ooit spijt betuigd? Ho maar!
In de opmaat van 5 mei is het onvermijdelijk dat er door de regering voor de zoveelste keer wordt gewezen op de lankmoedige houding van de Nederlandse bevolking tijdens de Duitse bezetting, een lankmoedige houding die het mogelijk maakte dat meer dan 100.000 joodse medeburgers werden vermoord in Duitse concentratiekampen. Hoe juist die constatering ook moge zijn, het is frappant dat in al die jaren na de bevrijding de Nederlandse regering nog nooit één moment van spijt heeft betoond als het gaat om haar eigen handelen.
Direct nadat Duistland Nederland binnenviel in mei 1940, vluchtte de regering in grote paniek naar Engeland. De verantwoordelijkheid voor het -tijdelijke- bestuur van Nederland werd op de valreep in handen gelegd van de secretarissen-generaal, de hoogste ambtenaren van de ministeries. De ambtenaren, al snel geïncorporeerd in het Duitse bezettingssysteem, kregen van de Nederlandse regering geen enkele instructie mee hoe te handelen jegens de bezetter.
Het was de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, Frederiks, die nog in mei 1944 er geen enkel bezwaar in zag om Nederlanders (gedwongen) te laten werken aan Duitse militaire installaties. En toen in juli 1944 in Brabant 7 burgemeesters collectief weigerden mensen uit hun dorp aan te wijzen om voor de Duitsers aan militaire installaties te werken, was het Frederiks die deze burgemeesters volledig in de steek liet: de burgemeesters (waaronder Henri van der Putt, burgemeester van Geldrop) werden gearresteerd en binnen 2 dagen kregen ze van Frederiks hun ontslagbrief toegestuurd. Een ontslagbrief die tevens impliceerde dat de betaling van hun salaris werd stopgezet en de ambtswoning verlaten moest worden.
Tijdens hun gevangenschap in de Duitse concentratiekampen werden deze burgemeesters -en met hen duizenden andere Nederlandse politieke gevangenen- opnieuw volledig aan hun lot overgelaten. De Nederlandse regering en het Nederlandse Rode Kruis wisten dat het mogelijk was om voedselpakketten naar de politieke gevangenen in de Duitse concentratiekampen te sturen – de toestemming daarvoor door Himmler, was notabene geregeld door een Nederlander – maar de Nederlandse regering en het Rode Kruis weigerden elke hulp, sterker nog daar waar mogelijk frustreerde de Nederlandse regering elke vorm van hulp aan zowel de Nederlandse politieke gevangenen als ook aan de Nederlandse joodse gevangenen.
Toen de Zwitserse vertegenwoordiger van het Internationale Rode Kruis zich in mei 1943 meldde bij het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag en wees op de mogelijkheid om de Nederlanders in Duitsland te helpen met voedselpakketten, werd hij weggestuurd. Hij kreeg van het Nederlandse Rode Kruis geen namen van Nederlanders in Duitse concentratiekampen. Namen die hij vroeg om deze mensen vanuit Zwitserland voedselpakketten te sturen.
Uiteindelijk zouden vanuit Zwitserland iets meer dan 1.000 concentratiekampgevangenen voedselpakketten toegestuurd krijgen aan de hand van een namenlijst, opgesteld door particulieren. De hulpzendingen werden geheel gefinancierd door Nederlandse vrijwilligers in Zwitserland.
Een Nederlander, Jonkheer Flugi van Aspermont, in Genève, in dienst van de Nederlandse regering zette zich wel in -op eigen initiatief- voor het verzenden van voedselpakketten aan zo’n duizend hem bekende gevangenen. Alle pakketten betaalde hij uit eigen zak of met bij elkaar geschooid geld. Na afloop van de oorlog heeft de man zijn in Zwitserland verdiende salaris overigens moeten terug betalen, zijn salaris was slechts een voorschot geweest, liet de Nederlandse regering hem weten.
Deed de Nederlandse regering dan helemaal niets? Vooruit, met Kerstmis 1944 kreeg een aantal Nederlanders een blikje tomatenpuree toegestuurd. Een blikje tomatenpuree. Je vraagt je af wie dat bedacht heeft.
De voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis in Londen schreef in mei 1944, in Vrij Nederland dat het bijhouden van namen van gearresteerde politieke gevangenen en hun verblijfplaats geen enkele nut had, je kon ze toch niet helpen.
De Noorse, de Deens, de Belgische en de Franse politieke concentratiekampgevangenen kregen in diezelfde periode met grote regelmaat voedselpakketten toegestuurd via hun Rode Kruis organisaties en betaald door hun regeringen. De tegenstellingen in kampen als Bergen-Belsen en Sachsenhausen tussen de Nederlandse gevangenen enerzijds en de Noren, de Fransen en de Belgen anderzijds was dan ook enorm.
De Noren hadden barakken, tot de nok toe gevuld met kazen, worsten, brood, koffie, suiker, room, vitaminepreparaten en zo voorts. De Nederlanders hadden niets en verwerden al spoedig tot het kampproletariaat, uitgehongerd, vergeven van de luizen en behept met ziektes als hongeroedeem, typhes en dysenterie.
Nederlanders die zich hadden verzet tegen de Duitse oorlogsmisdaden werden op schandalige wijze in de steek gelaten door de Nederlandse regering. Alle hulp aan Nederlandse politieke gevangenen en alle hulp aan Nederlandse joodse concentratiekampgevangenen kwam tot stand dankzij particulier initiatief, betaald door particulieren. Waar mogelijk hebben de Nederlandse regering en het Nederlandse Rode Kruis deze hulp belemmerd, gefrustreerd en zelfs de hulpverleners moedwillig in gevaar gebracht.
Direct na de capitulatie stonden voor de voormalige concentratiekampgevangenen uit Frankrijk, België en Noorwegen hulpverleners, ambulances en bussen gereed om deze mensen naar huis te brengen. Binnen een paar dagen konden de meesten van hen worden gerepatrieerd.
Voor de Nederlandse gevangenen was opnieuw niets geregeld. Sommige Nederlandse concentratiekampgevangenen hebben in Duitsland weken moeten wachten vooraleer ze naar huis konden.
Eén van die Nederlandse politieke gevangene, de classicus Jaap Hemelrijk, verhaalt over hoe hij nadat hij bevrijd was uit het kamp, van de weeromstuit maar vakantie is gaan houden in Duitsland. De omgeving trok hem wel. Mooie bergen, fraaie dorpjes en vooral, als hij ergens had gegeten of geslapen en men hem de rekening bracht, zei hij eenvoudigweg: “Jongens ik kom net uit het kamp, uit Bergen-Belsen.”
De rekening werd verscheurd. Na drie weken wilde Hemelrijk toch wel naar huis. Terug in het kamp bleek dat er nog steeds geen vervoer geregeld was. Alle Nederlanders, college gevangenen, hadden al die drie weken zitten te wachten.
Uit een naburig stadje eigende Hemelrijk zich zes autobussen toe. Hij liet ze groen schilderen, voorzag ze van een witte Amerikaanse ster en in colonne zijn ze zo naar Nederland gereden.
In diezelfde tijd zijn duizenden Nederlanders in Oost Duitsland bevrijd door de Russen. Honderden van hen werden door diezelfde Russen direct opgepakt en naar Russische dwangarbeiderskampen gestuurd.
De Nederlandse regering slaagde er in om de zoektocht in de door de Sovjet Unie gecontroleerde gebieden naar deze vermiste Nederlanders volledig te frustreren door ruzie in de regering (over de sociale inrichting van het na-oorlogse Nederland) en de inzet van baantjesjagers, non-valeurs en opportunisten.
Nog in de jaren vijftig bleken honderden Nederlanders -waaronder zeer waarschijnlijk ook de oud-burgemeester van Geldrop, Henri van der Putt- dwangarbeid te verrichten voor de Russen.
Tot na 1950 zijn er getuigenverklaringen binnengekomen van mensen die beweerden Van der Putt in Russisch gevangenschap gezien te hebben. Het zijn getuigen die er geen enkel belang bij hadden zulks te verklaren, het zijn wel getuigen die stuk voor stuk als zijnde onbetrouwbaar werden afgeschilderd dor de Nederlandse autoriteiten.
Er is een gedetailleerde kaart door één van de getuigen getekend: “Daar en daar heb ik Van der Putt gezien.” “De man kan geen kaart lezen,” luidde het antwoord en: “de plaats die hij noemt, Gorodishche, bestaat helemaal niet.” En de plaats bestaat wel degelijk en de kaart die de man tekende, komt verrassend nauwkeurig overeen met de werkelijkheid.
In de steek gelaten, opnieuw in de steek gelaten
De Nederlandse regering en het Rode Kruis hebben jarenlang volgehouden dat met de houding van de Russen niets mis was. “Nimmer is een (Nederlandse) gevangene van een Duits concentratiekamp door de Russen gevangen gehouden en naar het Oosten getransporteerd,” schreef het Rode Kruis in 1955 naar de familie van Henri van der Putt.
In diezelfde maand noteert een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat er ‘verleden week honderden Nederlanders (voormalige dwangarbeiders) uit de Russische Zone zijn aangekomen in München.’ Wegens ziekte kregen zij verlof van de Russen om -10 jaar na de oorlog- terug te keren naar Nederland. De notitie werd terzijde geschoven. De Nederlandse regering heeft zich het lot van deze mensen nooit aangetrokken.
De Nederlandse regering heeft nimmer erkend hoezeer zij zelf tijdens en na de oorlog volledig verstek liet gaan, door mensen die notabene vanwege hun rol in het verzet werden opgepakt, volslagen aan hun lot over te laten.
Het zou de regering sieren als zij aan dit falen, aan deze lafhartige houding van de Nederlandse regering eens aandacht zou besteden. Een welgemeend excuus aan de nabestaanden is op zijn plaats.
Ik heb over het lot van deze Brabantse burgemeesters, de houding van de Nederlandse regering tijdens en na de oorlog een boek geschreven: ‘Ze hebben ons in de Steek gelaten’. Dit boek is het verhaal over de zeven Brabantse burgemeesters die aan het einde van de oorlog door de Duitsers werden gearresteerd en uiteindelijk vlak voor de bevrijding van kamp Vught, werden afgevoerd naar Duitsland. Dit boek gaat over Marcel Magnée, Henk Veeneman, Fried Manders, Jan Smulders, Henri van der Putt, Theo Serraris, en Wim Wijtvliet. Alleen Fried Manders heeft de oorlog overleefd.
Dit boek stemt somber, schept verbazing, verbijstering zelfs en uiteindelijk word je door woede bevangen. Woede over de wijze waarop de Nederlandse regering in Londen en het Rode Kruis de Nederlandse politieke gevangenen in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog volkomen aan hun lot overlieten.
Jan Burgers is journalist/schrijver. Van zijn hand verscheen het boek Ze hebben ons in de steek gelaten
Jan Burgers | 13-01-12 07:52
Reacties
naamJohan | 15/01/12 om 11:29
Als Jaap vindt dat de regering in ballingschap niets, minder of weinig te verwijten valt (ofzo) dan is er nog steeds het opmerkelijke verschil tussen de Nederlandse regering en die van andere landen, bijvoorbeeld mbt het sturen van hulpgoederen.
Gerard de Boer | 15/01/12 om 15:51
Oud NS-directeur en verzetsman G.F.H. Gieberger, die via een illegale zender in contact stond met de ballingenregering in Londen, heeft in 1953 tegenover de Parlementaire Enquêtecommissie onder ede verklaard dat hij herhaaldelijk aan Londen heeft gevraagd wat er in verband met de deportaties van de joden gedaan moest worden: “Londen antwoordde: Niets! Doorgaan!”.
(Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, G.F.H. Giesberger.)
Zijn verklaring stond pas in 1955 in de Nederlandse dagbladen, zonder dat dit tot veel ophef heeft geleid. In de geschiedenisboeken wordt het tot op de dag van vandaag nog steeds doodgezwegen. Zie knipsels en artikelen:
http://img16.imageshack.us/img16/96/a025t.jpg
http://gerard45.bloggertje.nl/note/18865/over-de-jodentransporten-de-ns-en.html
Ook antisemitisme was de Londense emigrantenkliek niet vreemd:
http://gerard45.bloggertje.nl/note/18798/1943-gevluchte-nederlandse-regering-in-londen.html
nathan | 15/01/12 om 19:52
Ook de voorzitters van de Joodsche Raad, Abraham Asscher en prof. dr. David Cohen (historicus!), deden met de verheimelijking mee. Lees bijvoorbeeld ‘De Joodsche Raad’ van Hans Knoop of ‘The Final Journey’ van de bekende historicus Sir Martin Gilbert. Trouwens een van de eerste die deze Asscher op transport stuurde was de rabiate Zionist Jacques de Léon. Hij werd in Auschwitz vergast.
Wat een rot land is Nederland.
Johan Alphons | 16/01/12 om 10:29
@ nathan
Ook niet vergeten dat de belangrijkste financiers van nazi Duitsland, de grote Amerikaanse banken met Joodse namen waren!
nathan | 16/01/12 om 12:26
@Johan Alphons, wat dacht je van de Brenninkmeiers (C&A), of de antisemiet Henry Ford. Het is nog gekker. 60% van de oorlogsinspanning van de Nazi’s is gefinancierd met geroofd Joods kapitaal. Ze zijn eerst uitgeschud, daarna op transport gezet en vergast. Via Zweden en Zwitserland werden goud en geld gebruikt om strategische grondstoffen en goederen voor de oorlog gekocht. (Nederland was zo graag neutraal gebleven zoals in WOI, dan had ze weer goed kunnen verdienen aan de transitohandel.)
Het was dus niet alleen genocide maar ook roofmoord door de Nazi’s op de Joden, geholpen door de vele meelopers zoals F.H. Fentener van Vlissingen, wiens nazaat in het bestuur van de Nederlandse Bank zit. Nederland was dus daar heel ijverig in. Lees ook eens ‘Vuile oorlog in Den Haag’ van Rudi Harthoorn. Dit boek mocht pas kort geleden, nadat het zwaar gecensureerd was, verschijnen. (Rudi is gepiepeld door zijn dubieuze uitgever en een zgn. deskundige, die hand- en spandiensten verleend aan de politie. Dat gebeurt onder het motto: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt.) In dat boek wordt o.a. uitgebreid geschreven over de rol van de Haagse politie in WOII, het zwarte korps, die overijverig was in het opruimen van de communisten en ook de Joden.
Johan, welkom in Nederland!
ida | 09/02/12 om 16:56
Hitler was in opkomst niet tegen de joden .
Hij heeft ze eerst stroop om de mond gesmeerd,tot hij ze kaal geplukt had ,toen is hij ze gaan vervolgen.
En de joodse raad was mede schuldig maar zijn de dans ook niet allemaal ontsprongen.
Bram de Win | 27/06/12 om 16:01
Tja en dan even wat anders dan alle meningen over de regering destijds en nu etc.
Mijn opa was toendertijd een van de eerste groep vrijwilligers voor burgemeester Van der Putt. Mijn opa heeft zich als vrijwilliger aangemeld om burgemeester Van der Putt en de andere burgers te helpen door naar Zeeland te gaan om anderen te sparen samen met 29 anderen. Ze hebben daar moeten helpen met de antitankversperringen…