De grenzen van rechtstaat Nederland
Dagboek van een AIVD’er in de cel
De AIVD-analiste werd vrijgesproken van het lekken van staatsgeheime informatie naar De Telegraaf, en publiceerde haar dagboek van het tergende voorarrest. Een beschrijving en deel uit het boek.
Gelezen: ‘Halve lucht. Hoe een AIVD’er door de eigen dienst werd veroordeeld’ door Heleen de Waal ((bij uitgeverij Balans.
De aanhouding van AIVD’er Heleen de Waal (pseudoniem) op 18 juni 2009 zorgde voor opschudding. Justitie beschuldigde haar van het lekken van staatsgeheime informatie over Irak naar De Telegraaf. Op 14 juli 2010 volgde vrijspraak. Er was onvoldoende grond voor een veroordeling, te meer daar uit het Rapport van de commissie-Davids bleek dat het betreffende artikel niet klopte.
De Waal hield tijdens haar maandenlange voorarrest een dagboek bij dat vorige maand verscheen. Het handelt voor een groot deel over de barre ervaringen van een detentie. Die zijn het gevolg van een serie specifieke maatregelen en pesterijen die Justitie zich permitteerde op grond van het werk van de geheime dienst.
Heleen de Waal dankt haar vrijspraak mede aan het doortastende optreden van haar tweede advocaat Inez Weski. Het dagboek gaat vooral over de detentie. De zaak zelf komt beperkt aan de orde daar er nog juridische procedures lopen
Het juridische gesteggel over haar arbeidsrechtelijke zaak loopt nog bij de bestuursrechter. De landsadvocaat stelde letterlijk: ‘De vraag of appellante (Heleen de Waal) een strafbaar feit heeft begaan, is in deze procedure niet aan de orde.’ De stukken uit het strafdossier worden ondanks de vrijspraak ingezet om het strafontslag te rechtvaardigen.
Uit ‘Halve lucht’ door Heleen de Waal
Uit het niets zwiept opeens de zware deur open, ik schrik ervan. ‘U mag even luchten,’ klinkt het opgewekt. Ik veer op en loop dankbaar mee met twee agenten. Nieuwsgierig kijk ik om mij heen als we gang in, gang uit lopen. We passeren een behoorlijk gevulde boekenkast en ik vraag of ik een paar boeken mee mag nemen. De twee mannen wisselen een blik en een van hen antwoordt dat hij het zal navragen. ‘U weet toch dat u in alle beperkingen zit?’ Ik denk na. Mij is verteld dat ik geen enkel contact met de buitenwereld mag hebben en niet over een tv, radio of krant mag beschikken. Over lezen is niets gezegd en ik verveel me echt te pletter. Als ik dat uitleg aan de agent die naast mij loopt, toont hij begrip en herhaalt dat hij gaat vragen of boeken op mijn cel zijn toegestaan. Inmiddels staan we voor een celdeur en ik aarzel. Als de deur opengaat, zie ik een kleine ruimte met twee plastic kubussen en overal peuken op de grond. Er zit geen plafond in dit kamertje maar een tralierooster. De wolkenlucht trekt zo tussen die tralies aan mijn zicht voorbij. Omdat ik nog
steeds op de drempel sta, vraagt een van de mannen of ik mij bedacht heb. Is dit luchten? Ik dacht dat ik even naar buiten mocht en een stukje kon lopen op een binnenplaats of zo. Nou, nee dus.
Als je in alle beperkingen zit, word je gelucht in de luchtkooi. Daar sta ik dan, in die luchtkooi. Sprakeloos en alsmaar naar boven kijkend. Als het nu zou gaan regenen, zou het lijken of ik echt buiten ben. Maar het regent niet. De zon schijnt niet, het is grijs weer.
Een bepaalde dag in maart
In de loop van de ochtend meldt de rijksrecherche zich. Monique en Evert zien er monter en fris uit, ik voel me smoezelig en vaal. Als ze vragen hoe het gaat, antwoord ik braaf ‘wel goed,’ want ik heb geen enkele behoefte aan het delen van mijn gevoelens met mensen die ik niet ken en die mij als misdadiger zien.
Want zo is het natuurlijk wel. Zodra we aan de tafel in de verhoorruimte zitten, wordt hun toon zakelijk en draaien ze hun riedel af. Dat ik in een heel lastig parket zit en dat de geheime dienst niet zomaar naar mensen wijst. Monique vraagt of ik wel besef wat er allemaal in de tenlastelegging staat. Ik knik en zeg
dat ik het gelezen heb. Dat ik mijn oren en ogen niet kon en kan geloven en vol ongeloof deze hele heisa onderga. Ernstig kijkt Evert me aan en zegt: ‘Maar het is wel zo, het staat er gewoon.’
Hij stelt dat ik door de AIVD verdacht word van het lekken van staatsgeheimen. Hij weet zeker dat een dienst als de AIVD ‘dat niet zomaar doet’, en gaat achterover zitten, zijn armen over elkaar. ‘Nou’, neemt Monique het over, ‘wat heb je daarop te zeggen?’ Ik antwoord dat ik daar niets op te zeggen heb. Dat ik
nog steeds totaal verbijsterd ben over deze zware aantijging.
Monique neemt het woord en vraagt waar ik op een bepaalde dag in maart was. Als ik niet weet wat ik opeen doordeweekse dag drie maanden geleden exact heb gedaan, geeft zij het antwoord. Ik had namelijk volgens haar een heimelijke ontmoeting in mijn eigen woonplaats, mogelijk in mijn eigen huis, met een journaliste.
Volgens Monique een van de vele heimelijke ontmoetingen in de afgelopen periode. Daar gaan we weer. Evert neemt het over en begint op drammerige toon het verhaal nog eens over te doen. Hij klinkt verveeld. Wat een baan, schiet het door mijn hoofd. Ik probeer zo rustig mogelijk te blijven en geef steeds letterlijk dezelfde antwoorden.
Wachten op de advocaat
Mijn aandacht wordt meteen getrokken door twee collega’s van de AIVD die in de gang staan, schuin achter me. Ik knik en ze groetenterug. Het is er niet echt de situatie naar om een praatje met ze te maken, ik besef dat zo’n politiebureau ook voor hen een niet alledaagse omgeving is. Ik ben net als zij een AIVD’er, maar sta letterlijk op afstand. Onbeholpen draai ik mij om als ik door een agente word meegenomen naar een soort pashokje. Het is de bedoeling dat ik mij uitkleed, alleen mijn onderbroek mag ik aanhouden.
Ze bekijkt me grondig, betast met handschoenen mijn kruis en billen en dan mag ik mij weer aankleden. Mijn humeur wordt er niet beter op als ze ook nog de veters uit mijn gympen haalt en de riem uit mijn broek trekt.
Het is donderdag 25 juni 2009, zo staat boven het proces-verbaal van verhoor verdachte. Ik lees de tekst aandachtig door voordat ik de negen pagina’s onderteken. Het is inmiddels bijna half vijf. Ik lees dat het kantoor van mijn raadsman die ochtend ‘telefonisch in kennis is gesteld van het voorgenomen verhoor’. De inleiding van het verhoor is als volgt:
U wordt gehoord in verband met het strafrechtelijk onderzoek aangaande schending staatsgeheimen. Wij zullen u eerst wat vragen stellen over uzelf en over uw persoonlijke situatie. Later zullen wij ingaan op zaakgerichte onderwerpen. Er kunnen vragen tussen zitten die u mogelijk niets zeggen, maar die vragen zijn voor het onderzoek wel van belang. Wij zullen u vragen stellen en wij zullen het direct intypen. Van het verhoor worden audio-opnames gemaakt.
Iets verder staat ‘Nadat de verdachte was medegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn, verklaarde zij het volgende’. En dan een haast eindeloze opsomming van vragen, in cursief getypt, en daaronder mijn antwoorden. De eerste pagina:
V: Wilt u voorafgaand aan dit verhoor iets mededelen?
A: Voorafgaand aan dit verhoor wil ik u mededelen dat ik op de dag van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris, dinsdag 23 juni 2009, niet de kans heb gehad om alleen met mijn raadsman te spreken. Na de voorgeleiding heb ik aangegeven dat ik wilde overleggen met mijn advocaat. In aanwezigheid
van de rechter-commissaris werd afgesproken dat ik mijn advocaat mocht spreken.
Ik moest plaatsnemen in een cel en wachten tot de advocatenkamer vrij was. Terwijl ik in een cel zat te wachten, kwam een bewaarder mij halen voor transport. Ik vertelde deze man dat ik nog overleg mocht hebben met mijn advocaat. Ik moest en zou op transport en er was geen ruimte meer om met mijn advocaat te spreken.
Ik kwam pas ’s avonds rond 21.00/21.30 uur aan bij de Penitentiaire Inrichting (pi) in Tilburg. Er diende een soort intake-gesprek plaats te vinden maar vanwege het late tijdstip zou dit pas de volgende dag gebeuren. Ik moet het gesprek nu nog krijgen.
Tijdens mijn verblijf in de pi heb ik niet de kans gekregen om mijn advocaat te bellen. Men stelt dat ik alleen bezoek van mijn advocaat mag hebben en hem niet mag bellen. Ik vind dit vreemd, want ik heb recht op vrij verkeer met mijn advocaat en gedurende mijn verblijf in het cellencomplex in Gouda mocht ik hem wel bellen.
V: Wilt u voorafgaand aan dit verhoor telefonisch overleg voeren met uw advocaat?
A: Ja, graag.
Op dat moment werd het verhoor onderbroken en mocht ik met de gsm van Cees, die in een kamer naast de verhoorkamer zat, maar zich wel al had laten zien, mijn advocaat bellen. Richard haastte zich te zeggen dat hij niet bij het verhoor kon zijn omdat hij er pas een uur geleden via zijn secretariaat over hoorde.
Hij wees mij op mijn rechten en legde rustig uit dat ik nergens op hoefde te antwoorden als ik dat niet wilde. Hij beschikte nog steeds niet over iets wat je een dossier zou kunnen noemen en ook in dat opzicht zou het absoluut niet vreemd zijn om mij op mijn zwijgrecht te beroepen.
Op mijn vraag of dat geen slechte indruk zou maken, antwoordde hij stellig met ‘nee’. Meteen na het telefoongesprek ging het verhoor door Evert en Monique door.
Cees en nog een andere rechercheur namen weer plaats in de kamer ernaast en toen ik weer ging zitten, zag ik dat de twee AIVD’ers eveneens in de verhoorruimte aanwezig waren. Ze bleven staan en keken me ietwat ongemakkelijk aan.
Evert nam het woord en vertelde mij dat zij er waren om mij uitleg te geven over mijn geheimhoudingsplicht. Op grond van artikel 85, lid 1 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 was ik als AIVD-medewerker namelijk gebonden aan strikte regels.
Mijn collega’s legden mij uit dat ik tijdens de verhoren niet mocht verklaren over het actuele kennisniveau van de AIVD, over de werkwijze van de AIVD in het algemeen en over operationele aangelegenheden in het bijzonder. Ik knikte, want ik had mij in de vorige verhoren diverse keren onthouden van antwoorden op basis van die geheimhoudingsplicht.
Als Monique me bijvoorbeeld vroeg: ‘Wat doet zo’n analist nou de hele dag?’ gaf ik daar geen antwoord op. Echter, de rijksrecherche bleek dat lastig te vinden en heeft vandaag twee AIVD’ers opgeroepen om naar Tilburg af te reizen en mij nogmaals op die plicht te wijzen én iets van ruimte in het beantwoorden van vragen te forceren.
Victor, een van de beveiligingsambtenaren van de dienst, vertelde dat mijn geheimhoudingsplicht ‘gedeeltelijk is opgeheven’. Zonder daar verder uitleg aan te geven, keek hij meteen weer naar de rechercheurs en ik kreeg het gevoel dat hij het zelf ook niet helemaal begreep.
Evert nam de ruimte zijn eigen conclusie te trekken en vond dat ik vanaf nu wel degelijk over mijn werk bij de dienst kon vertellen. Ik mocht mij simpelweg niet meer verschuilen achter de wet.
Vragend keek ik Victor aan en nam met hem een paar voorbeelden door. De twijfel die ik bij hem dacht te zien, klopte. Natuurlijk mocht ik niet uit mijzelf over mijn werk uitweiden. Maar als de rechercheurs bijvoorbeeld al over bepaalde informatie beschikten, zoals de naam van een team waar ik gewerkt had, zou ik dat wel kunnen bevestigen zonder een aanvullende aanklacht aan mijn broek te krijgen.
Ook informatie over welke computersystemen ik bij de dienst gebruikte en van welke pc’s ik gebruikmaakte, mocht ik zonder gevolgen verstrekken. Maar dat was de grens van het toelaatbare. Victor knikte naar de brief die op tafel lag en die blijkbaar voor mij bedoeld was. Dat was meteen het signaal dat hij en zijn collega ervandoor gingen. Ze wensten mij sterkte en ik hoorde hoe ze nog even met Cees praatten.
Waarom zit ik hier?
Het verhoor ging verder. Het verbaasde me niet dat de volgende, al ingetypte vraag op het scherm van Monique luidde: Wij willen u nog wat vragen stellen over de AIVD zelf.
Ik lees mijn verklaring verder door en zie vragen staan als: Heeft u ooit uw persoonlijke toegangspas van de AIVD uitgeleend aan anderen? Als je iets wilt kopiëren, moet je dan ook je toegangspas gebruiken?
U hebt eerder verklaard dat u veel uitprintte. Wat deed u met al die uitgeprinte stukken? U heeft verschillende functies bekleed en verschillende werkzaamheden en projecten gehad binnen de AIVD.
Met welke afdelingen en op welke niveaus heeft u daarvoor contacten gehad? Waarom bent u toegevoegd aan de verzendlijst van de stukken van het managementteam?
Op veel van deze vragen heb ik, voor zover dat kon binnen de mij gestelde grenzen, antwoord gegeven. Zo is keurig opgetekend dat ik na het lezen van uitgeprinte AIVD-stukken en het maken van aantekeningen daarop – ik lees gewoonweg niet zo lekker vanaf een beeldscherm – deze stukken in de daarvoor bedoelde vernietigingsbak heb gedaan.
Ik heb aangegeven welke bak ik doorgaans gebruikte en gezegd dat ik niet weet hoe vaak en op welke wijze deze bak wordt geleegd. Als ik stukken nog niet wilde vernietigen, omdat ik ze bijvoorbeeld voor overleg nodig had, bewaarde ik deze in mijn kast. Daarbij legde ik uit welke kast dat is en met welke collega’s ik deze kast deel. Ik noemde geen namen, maar legde uit dat de beveiligingsambtenaar dat wel kan natrekken.
Het is vermoeiend alles terug te halen. Het verhoor heeft uren geduurd. Ik dwing mezelf alles secuur te lezen en in mij op te nemen. Morgen of overmorgen vragen ze weer exact hetzelfde en als ik dan ook maar één woord anders zeg, maken ze daar een ongelooflijke scène van.
Op papier staat dat het verhoor om 16.15 uur is beëindigd, inmiddels is het bijna vijf uur en ik voel me uitgeknepen. Ik zet ook op de laatste pagina mijn handtekening en Monique brengt mij terug naar mijn cel. Ze kondigt aan dat we straks nog even verder gaan.
Zonder te reageren ga ik op het matras zitten en probeer me te ontspannen. Ik begrijp gewoon niet waar ze heen willen, ik geef toch antwoord op alle vragen? Wat is er nou zo vreemd aan het feit dat ik vergaderstukken uitprint? Waarom is dat ene stuk zo ontzettend belangrijk?
Ik kan mij niet eens herinneren wat de exacte strekking ervan was, alleen dat het ging over de positie van de AIVD in de aanloop naar de oorlog in Irak. Dat
was nodig omdat de Commissie Davids was ingesteld om onderzoek te doen naar de besluitvorming over het Nederlandse beleid inzake Irak.
Een van de vragen van Davids aan de AIVD was een zo compleet mogelijk beeld te geven van de eigen informatiepositie. Met andere woorden: welke informatie was destijds, dus vóór maart 2003, beschikbaar bij de dienst, met wie was die informatie gedeeld en waarom?
Nou, die informatie lag niet ‘op de plank’ en dus werden een paar mensen op deze klus gezet. De voortgang van deze inventarisatie werd in het wekelijkse overleg van directeuren en dienstleiding besproken, in de vorm van conceptnotities, en aldus in de vergaderstukken aangeleverd.
Ik was een van de tientallen mensen die die stukken kregen toegestuurd, per mail. In mijn hoofd heb ik allang het lijstje van collega’s paraat die die bewuste conceptnotitie ook hebben gehad, al dan niet via de mail. Het zijn er veel, minimaal dertig, en ik weet zeker dat ik niet de enige kan zijn die dat document geprint heeft.
Maar waarom zit ík dan hier? Wat is er gebeurd met al die collega’s die over dezelfde informatie beschikten en datzelfde stuk ook hebben geprint? Zitten die nu nog gewoon op kantoor?
De relevantie van dat printen is mij nog niet helemaal duidelijk, maar uit de wijze waarop ik daarover word verhoord, kan ik afleiden dat het cruciaal is voor het onderzoek. Zou al onderzocht zijn welke AIVD’ers over deze Commissie Davids-materie hebben gepraat met anderen, bijvoorbeeld met ambtenaren van andere betrokken ministeries? Of met mensen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de MIVD?
Lezen, nadenken, schrijven
Ik pijnig mijn hersens en probeerde dag van 5 maart terug te halen. Zonder agenda is dat lastig, het is inmiddels eind juni. Ik zucht en sta op om wat water uit het kraantje te drinken.
Mijn werkkamer deelde ik sinds ruim een jaar met één andere collega. Jarenlang had ik een eigen kamer gehad, dat was het voorrecht van analisten in een tijd dat er nog geen ruimtegebrek was. Na 11 september 2001 was de BVD in korte tijd flink gegroeid. Ook na die groeiperiode hield ik, als senior-analist, het ‘recht’ op een eigen kantoor.
Ik vond dat fijn omdat mijn werk voor een groot deel bestond uit het bestuderen van documenten en ik dat het liefst in stilte deed. Urenlang lezen, nadenken, schrijven en verder spitten. Tussendoor kon ik met teamgenoten
overleggen, inzichten tegen het licht houden en dan ging ik weer door.
Operationele medewerkers haalden informatie van ‘buiten’. Zij spraken met informanten en leverden rapporten aan. Ook kreeg ik stukken die opgesteld waren na het uitluisteren en eventueel vertalen van telefoontaps. Informatie uit open bronnen, van internet bijvoorbeeld, verzamelde ik vaak zelf of kreeg ik van de bewerkers uit mijn team aangereikt.
Als analist sprak ik ook met andere deskundigen op mijn vakgebied die bij ministeries, bij bedrijven en universiteiten werkten. Ik kwam meestal informatie halen, ik was de vragende partij.
Over wat de dienst zelf wist van een bepaald onderwerp kon en mocht ik geen specifieke mededelingen doen. Gesprekspartners vonden het vaak spannend en boeiend om met een BVD’er/AIVD’er te praten en als ze merkten dat
ik verstand van de materie had, was die scheve verhouding in het kunnen
delen van kennis snel vergeten.
Samenwerking met collega’s van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten leverde ook informatie op die ik kon laten meewegen in mijn analyses. Dat ik om die collega’s te kunnen spreken veel moest reizen, vond ik zonder meer een leuk onderdeel van mijn baan.
Zo’n anderhalf jaar geleden verliet ik een van de operationele directies van de AIVD omdat ik gevraagd werd voor een beleidsfunctie. De dienstleiding zocht iemand met jarenlange operationele ervaring om toe te voegen aan een klein team dat een nieuwe organisatie moest helpen ontwerpen. De AIVD stond aan de vooravond van een ingrijpende reorganisatie.
Nu die tijdelijke klus bijna en einde was, zou ik binnenkort bij een directie aan de slag gaan waar fenomeenonderzoeken en trendanalyses centraal stonden. Daar zou ik officieel op 22 juni 2009 als projectleider aan de slag gaan en ik was mij volop aan het inwerken.
Wat een bizar idee. Ik had na een dag werken thuis moeten zijn nu, moe maar voldaan. Tevreden en blij met mijn nieuwe functie en dito collega’s die mij reeds met open armen ontvangen hadden. En ik hen. Niets van dat alles, en vol ongeloof kijk ik rond in mijn cel.
Peter Olsthoorn | 25-05-11 07:57
Reacties
Rechter X | 27/05/11 om 13:42
Vrijspraak is vrijspraak, wat een waardeloze discussie. Ondertitel van boek is veelzeggend: veroordeeld door de AIVD. Eerst lezen, dan roeptoeteren. Dit wordt een film, wat ik je brom.
Niquote | 27/05/11 om 22:58
Beste Sylvia
Je bent ongetwijfeld een bijzonder aardig mens met goede bedoelingen. Toch vertegenwoordig je precies datgene wat ik op deze site al eens heb aangehaald. Dwepen, adoratie dan wel gewoonweg fan zijn leidt immer tot een vernauwing van bewustzijn. Of het nu om een koningin, een god, een tuinkabouter, een ufo of de gebroeders de Witt gaat, altijd zie je hetzelfde mechanisme, op irrationele gronden elke achterkant van het mogelijke gelijk direct met ongegronde aantijgingen verwerpen. Waar zou ik in deze liegen? Waar maak jij uit op dat de rechtbank met deze zaak in de maag zou zitten? Lees nu gewoon eens goed het vonnis en je kunt niet anders concluderen dat het enige feit waarop ze is vrijgesproken is het onwettig verkregen bewijs. Volgens mij beweer ik niet meer of minder. Uit haar boek kan ik diverse zaken opmaken, maar hebben alle te maken met interpretatie. Iets wat in een boek staat betekent niet dat het ook de waarheid is. Die fout maken vele gelovigen nu al tweeduizend jaar en zou ook wel een welletjes mogen zijn gezien al het leed wat ze over deze aarde hebben uitgestort. Tenslotte, ik bestrijd nergens het falen van de AIVD inzake Van Gogh, plaats daar slechts een kritische kanttekening bij. Dat is heel iets anders. Dus goed lezen en niet letters zien passeren met een hoofd vol vooringenomenheid. Als atheist en republikein moet ik mij dagelijks heel veel tergende geschriften laten welgevallen, de enige remedie om ze te ontzenuwen, is ze zeer goed lezen.
Ted Sluymer | 29/05/11 om 19:05
@ Niquote – Wat een prachtige laatste zin!
Sylvia | 30/05/11 om 11:20
Dank voor je college! Het gaat inderdaad vaak om interpretatie, helemaal mee eens. Vandaar dit ik reageerde op jouw stuk. Iemand die het falen van de AIVD aan de kaak stelt, loopt volgens jou te schoppen en had zelf in moeten grijpen. Dat is jouw interpretatie. Zij beschrijft in haar boek feiten m.b.t. missers rondom Van Gogh. Een ernstig incident als mores van een bedrijf bestempelen, vind ik ook ietwat bevooroordeeld klinken. Wederom: mijn mening.
Jouw zinsnede ‘Het OM constateert aan de hand van een tap dat ze lekt’ is wel degelijk onjuist. Dat heeft het OM NIET geconstateerd. Dat is uitgebreid tijdens de zitting aan de orde geweest. De AIVD heeft vastgesteld dat de man van De Waal contact had met een journalist. De Waal zelf niet. Dat zijn de feiten. Geen mening.
Helaas is het voor ieder mens slechts een streven om geheel objectief gebeurtenissen tot zich te nemen. Beiden doen wij een poging en houden elkaar scherp dat te blijven doen. Fijne week!
Niquote | 30/05/11 om 13:15
Beste Sylvia, nooit te warm voor mooie polemiek. Het is Helene zelf die op het net zet, dus niet ik, dat ze de betreffende dossierbeheerder kende en weet had van de onervarenheid. Daarmee bagatelliseer ik geenszins de miskleun van de AIVD, maar spreek haar slechts aan op haar verantwoordelijkheid binnen een organisatie. Als radertje draag je nu eenmaal in meerdere of mindere mate bij aan het resultaat van het geheel. Het is het radertje euvel te duiden indien ze kennis heeft van onvolkomenheden en daar niets aan doet. Daar achteraf je gal over spuwen zonder zelfreflectie heb ik veroordeeld, het overige heb ik met rust gelaten, laat staan dat de door mij aangehaalde mores ook maar iets uitstaande heeft met de zaak Van Gogh. Staat er echt niet.
Hoe dan ook, het OM heeft blijkbaar genoeg gronden gevonden om tot vervolging over te gaan. De rechter oordeelde anders, maar is inmiddels genoeg uitgekauwd.
Dat mensen per definitie niet objectief kunnen zijn, al zouden ze het willen, zou een college betekenen over de werking van het menselijk brein. Zal ik je niet opdringen, hoewel zeer interessant en zou veel zaken inzichtelijk maken. Het is een misverstand dat ogen zien en oren horen, het zijn slechts gebrekkige instrumenten. Maar dit terzijde.